Wanneer je na bijna twee uur Pan enigszins verdwaasd uit de zaal sukkelt, weet je niet goed waar je je het meest aan geërgerd hebt.
Zijn het de vermoeide slapstickgags en idiote personages, aangevoerd door de moddervette oppernon in het weeshuis waar Peter als baby belandt en de neurotische piratenhandlanger Smee? Zijn het de decors, die eruitzien alsof de designafdeling zich eerst tegoed heeft gedaan aan pittige paddestoelen?
Is het Rooney Mara, die niet alleen de minst geloofwaardige prinses Tigerlily aller tijden is maar ook nog eens voortdurend de indruk geeft dat ze poseert voor de cover van Vogue? Of is het Garrett Hedlund, die een bizar accent en een nog bizardere lichaamshouding uit zijn mouw schudt om Hook — voorlopig nog een goeie kerel — te spelen?
Nee, eigenlijk ligt het antwoord voor de hand. Al de problemen waarmee Pan worstelt, zijn terug te brengen tot één man: regisseur Joe Wright. Dat hij lof kreeg voor zijn eerste twee films, Pride & Prejudice en Atonement, kan ik nog begrijpen, maar blijkbaar heeft hij er een gigantische eigendunk aan overgehouden. Hij denkt dat alles wat hij aanraakt in goud verandert en dat elk idee een briljante vondst is. In werkelijkheid is Pan echter hutsepot met bedorven groenten.